STORYTELLING

Op de kunstacademie ging het er altijd om: wat wil je vertellen met jouw werk? En zijn dit wel de juiste attributen om datgene te vertellen? Ikzelf stond daar nooit lang bij stil, omdat ik liever lukraak ging experimenteren. Dat veranderde echter toen ik in contact kwam met het begrip storytelling.
‘Storytelling’ is de techniek achter het vertellen van een verhaal. Die techniek is in de basis niet zo ingewikkeld, maar de werking en invloed ervan is wel enorm. Toen ik dat dus ontdekte, veranderde mijn blik op de illustratiestudie immens. Illustraties zijn immers beeldende verhalen en dus kunnen illustraties ook een enorme invloedrijke rol op mensen hebben. Ik leerde dus niet zomaar iets, maar op de studie werd dit nooit benadrukt. Het ging dan wel altijd over storytelling, maar waarom het belangrijk zou zijn – en het woord überhaupt – werd nooit benoemd. Laat staan dat er les in werd gegeven.

Ik vrees dat deze afwezigheid te maken heeft met dezelfde reden waarom storytelling in het dagelijks leven nooit wordt benoemd. Iedere dag vertellen en luisteren we wel naar talloze verhalen, nooit wordt er bij dat gegeven stil gestaan. Het is iets heel vanzelfsprekends; helaas lijkt het daardoor ook alsof het onbelangrijk is.
Ik geloof echter dat niks minder waar is. Toen ik mij ging verdiepen in storytelling, heb ik gezien dat het een sterk aanwezig middel is dat bovendien – juist gebruikt – veel teweeg kan brengen. In deze blog wil ik daarom licht werpen op storytelling en de kracht ervan. Of in andere woorden: ik ga vertellen over verhalen vertellen.

STORYTELLING 101

Storytelling, of makkelijker gezegd verhalen vertellen, is in de kern supersimpel. Een verhaal heeft een begin, een midden en een slot. Dat is meteen het enige dat je nodig hebt om een verhaal te vertellen. Iedereen kan het en sterker nog, iedereen doet het iedere dag. Wanneer je vertelt hoe je weekend was, hoe het konijn van de buren was ontsnapt of hoe die ene collega nu écht op je zenuwen werkt. Het maakt niet uit waar het over gaat – wanneer je iets vertelt, giet je het verhaal al onbewust in die opbouw.

Verhalen vertellen gaat dus heel natuurlijk. Zo zijn verhalen, zonder dat we het vaak doorhebben, een onderdeel van de dagelijkse orde. Niet zo gek, want alles dat we meemaken is al een verhaal. Zo bestaat ieder mens uit een bundel van de verhalen die hij of zij heeft meegemaakt, en worden daar weer iedere dag verhalen aan toegevoegd.
Deze verbondenheid met verhalen is niet iets van tegenwoordig, maar is altijd al aanwezig geweest. Kijk maar naar de vroegere grotschilderingen waar onder andere dieren werden afgebeeld, bijvoorbeeld. Of de Griekse mythologieën en sprookjes uit de middeleeuwen. Dit laat tevens zien dat verhalen in vele verschillende vormen komen.

In welke vorm dan ook, fictief of non-fictief – verhalen en het vertellen van verhalen, heeft dus altijd al een prominente rol bij mensen gehad. Verhalen dienen namelijk een aantal belangrijke functies, zoals het geven van erkenning. Wanneer je een verhaal vertelt en een ander luistert, geeft dat een gevoel van erkenning. Logisch, maar dat gaat nog verder.
Zoals ik al eerder aankaartte, bestaan mensen uit verhalen. Wanneer jij jouw verhaal mag vertellen, geeft dat het gevoel dat jíj er mag zijn – jij wordt letterlijk gehoord. Dat is voor jou fijn, maar ook voor een ander. Een ander kan zich namelijk in datzelfde verhaal herkennen. Het verhaal geeft dan erkenning aan beiden; ze zijn niet de enige met dat verhaal. Dat geeft meteen de tweede functie van verhalen aan: het schept een band.

Wanneer meerdere mensen zich in een verhaal herkennen, kan er onderling een band ontstaan. Het gedeelde verhaal brengt dan een groep mensen naar elkaar toe. Maar zoals ik net omschreef, schept een verhaal in de eerste instantie een band met een individu: tussen de luisteraar en de verteller. Doordat de scheiding tussen verteller en verhaal meestal vervaagt, ontstaat de band in de meeste gevallen zelfs tussen de luisteraar en het verhaal zelf. Dat is weer handig voor de verteller.
De verteller vertelt namelijk een verhaal om iets mee te geven – dat is de derde functie van een verhaal. Een verhaal heeft namelijk altijd iets te bieden: inspiratie, een les, troost, en nog veel meer. Datgeen overbrengen, gaat alleen niet zomaar. De interesse van de luisteraar moet daarvoor eerst worden gewekt. Als de luisteraar een band heeft met het verhaal, is die interesse al gecreëerd. Oftewel, de band met een verhaal is essentieel om iets mee te geven.

Het bijzondere aan deze band is dat de luisteraar het niet met het verhaal eens hoeft te zijn om toch een band ermee te ervaren. Verhalen belichten zaken vanuit een bepaald perspectief of insteek. Dat kan dus ook vanuit een perspectief zijn waar de luisteraar het in de eerste instantie niet – geheel – mee eens is. Desondanks kan het verhaal een band met de luisteraar scheppen waardoor diegene ontvangt wat het verhaal te bieden heeft. Om te begrijpen hoe dat werkt, moet er worden gekeken hoe een verhaal überhaupt een band schept. 

VERHALEN & GOEDE VERHALEN

Kort gezegd is het antwoord: door een goed verhaal. Iedereen kan namelijk wel verhalen vertellen – maar om een band te creëren, moet het ook een goed verhaal zijn. In tegenstelling tot wat je misschien zou denken, wordt dat niet bepaald door de hoeveelheid drama en spanning die in het verhaal zit. Het ligt eraan hoe het wordt verteld.
Een goed verteld verhaal is wanneer de luisteraar niet meer doorheeft dat hem of haar een verhaal wordt verteld. De luisteraar wordt dan in het verhaal opgezogen alsof diegene het zelf ervaart – en dat is de key. Wanneer de luisteraar het zelf ervaart, kan hij of zij zich met het verhaal identificeren en is er common ground – oftewel de band. Vanaf daar wordt de interesse van de luisteraar gewekt. De luisteraar ziet dan namelijk in dat het verhaal waarde heeft voor hem of haar. Er is alleen wel een belangrijke kantnoot: de luisteraar moet voor het verhaal open staan. Is dat niet zo, dan kan een verhaal nog zo goed worden verteld – common ground zal niet worden gevonden.

Wanneer er wel common ground is, kan het verhaal iets geven dat bijblijft. Zelfs als de luisteraar van tevoren dacht van niet. Het ding met verhalen is: ze kunnen heel goed overtuigen. Dat komt doordat verhalen eerst tot het hart spreken en dan pas tot het hoofd. Zo kan iemand, zelfs al wilde diegene het in de eerste instantie niet, worden overtuigd en zelfs worden overgezet tot actie.
Zoals het gezegde gaat: facts tell, but stories sell. Dat geeft meteen aan hoe krachtig en ‘gevaarlijk’ verhalen kunnen zijn. Aangezien het tot de gevoelens spreekt, kan het misleidend worden gebruikt. Dat is ook waarom reclames en goede doelen meteen op het gevoel inspelen door een meeslepend verhaal. Wie kan dan nog weigeren geld te geven?

Verhalen zijn dus een erg sterk middel. Inmiddels was ik al ruim twee jaar bezig met mijn illustratiestudie toen ik dit pas echt realiseerde. Ik begreep toen ook ineens waarom ik zo graag illustreerde: om zelf anderen iets mee te geven. Ik had zelf vaak genoeg ervaren hoe op bepaalde moeilijke momenten verhalen mij hielpen daarmee te dealen; zoals ik eerder schreef hebben verhalen altijd iets te bieden. Zo kon ik door een moraal uit een film weer de inspiratie vinden om er tegenaan te gaan, of door een les uit een boek troost. Niet alleen was het voor mij bijzonder dat een verhaal dat überhaupt kon, maar ook het besef dat mijn eigen illustratiewerk dat effect kon hebben!

INSPIREREN

Ik merkte dat ik het vooral belangrijk vond dat mijn werk anderen inspireerde. Dat was namelijk hetgeen dat mij het meest dreef – en nog steeds doet. Zo heb ik dit de laatste tijd enorm met het werk van Wes Anderson. Zijn kleurenpalet, de vormgeving van de sets en de kostuums zijn om van te dromen. Maar, het is bovenal zijn liefde voor storytelling dat mij enorm raakt.
Zijn films zijn een spektakel ervan; in elk aspect wordt weer duidelijk gemaakt dat de kijker een verhaal wordt verteld. Door het gebruik van titels tijdens de film, een theaterdoek dat open of dicht gaat, en de opzet van het verhaal zelf. Met name in The Grand Budapest Hotel is dat voelbaar: het is een verhaal, in een verhaal, in een verhaal.

Als illustrator inspireert mij dit enorm. Anderson laat niet alleen zien hoe belangrijk storytelling eigenlijk is – maar ook de aantrekking ervan. Storytelling is namelijk niet enkel voor vermaak, maar ook om echt tot iemand te spreken. Dat is meteen de kern van deze tekst en storytelling zelf: van zichzelf is storytelling super simpel, maar het kan echt iets bij iemand teweegbrengen. Dat is belangrijk, want toen ik door een verhaal inspiratie of troost vond, veranderde dat mij. 

Het veranderen is de vierde, en tevens laatste functie van verhalen. Vanuit de band die eerder met de luisteraar is gelegd, heeft het verhaal  iets meegegeven. Als de luisteraar dit accepteert en hetgeen blijft hangen, kan dat zijn of haar visie veranderen. Dit gebeurt vaak op een ‘slijpende’ manier. Een klein stukje van iemands denkwijze of visie op iets, wordt door het perspectief van een verhaal lichtelijk veranderd.
Aangezien dit proces vanuit de persoonlijke band ontstaat, gebeurt dit eerst op een individueel niveau. Maar als een verhaal dit op een grote schaal doet, kan het slijpen overgaan op een gemeenschappelijk niveau: de maatschappij. 

Zoals ik helemaal aan het begin aankaartte, worden verhalen al vele jaren verteld. Sommige verhalen die jaren geleden werden bedacht en verteld, worden vandaag de dag nog steeds verteld. Zo reflecteerden deze verhalen de denkwijze van de toenmalige maatschappij, maar brachten ze ook vernieuwende inzichten. Die hebben vervolgens zo’n impact gehad op de maatschappij dat ze niet alleen de gevestigde literaire orde slepen, maar ook de maatschappij zelf – en niet alleen die van toen. 

De maatschappij bouwt steeds door op de maatschappij van eerder. Toen de verhalen van vroeger de maatschappij van toen slepen, slepen ze dus indirect de maatschappij die we vandaag de dag kennen. Zo hebben ook de verhalen van vroeger een basis gelegd voor de verhalen van nu.
Verhalen die nu worden bedacht, zijn namelijk geïnspireerd door eerdere literaire inzichten. Van die verhalen zijn er enkele die met kop en schouder boven de rest steken; zij hebben generaties geïnspireerd. We kennen deze verhalen ook wel als ‘classics’. Werken van Dante en Shakespeare horen hier onlosmakelijk bij. Zij zijn zo’n enorme inspiratiebron geweest, dat we vandaag de dag nog spreken over hun werken. Maar ook zij zijn op hun beurt geïnspireerd door andere verhalen.

IN DE PRAKTIJK

Onlangs kwam ik een videofragment van Jordan Peterson tegen die hierop ingaat. In het fragment vertelt hij onder andere over verhalen en de invloed ervan op onze samenleving. Zo vertelt hij na ongeveer 3 minuten dat ideeën – en dus verhalen – gebaseerd zijn op andere verhalen. Hoe meer dat verhaal anderen beïnvloedt, hoe fundamenteler het is.
Peterson zegt dan dat van al die fundamentele verhalen, de Bijbel ten grondslag ligt. Het is namelijk hét boek dat als eerste werd gedrukt en op grote schaal werd verspreid. Door dat plotse en immense bereik, heeft het vele mensen – en daarmee de verhalen die daarna kwamen – simultaan geïnspireerd. 

Peterson vervolgt dan: ‘so it isn’t that the Bible is true. It’s that the Bible is the precondition for the manifestation of truth. Which makes it way more true than just true. It’s a whole different kind of true.’ Hiermee zegt Peterson dat aangezien ideeën en verhalen gebaseerd zijn op andere verhalen, waarvan de Bijbel daaraan ten grondslag ligt, onze (Westerse) normen en waarden gebaseerd zijn op de principes van de Bijbel. Dat maakt de Bijbel dus ‘de bril’ waar we doorheen kijken in onze maatschappij. Oftewel, de basis én perceptie van onze betekenis van waarheid.

In dit fragment maakt Peterson twee dingen duidelijk: ten eerste dat verhalen een immense invloed hebben op de maatschappij. Ten tweede dat de Bijbel niet zomaar een verhaal is, maar de fundatie van onze maatschappij. Dat geeft dus enerzijds aan hoe ver de werking van verhalen kan gaan, en anderzijds hoe essentieel het kennen ervan is.
De perceptie van waarheid, en de normen en waarden zijn hetgeen dat de basis van een maatschappij leggen. Oftewel: de common ground van een maatschappij. Alleen al om deze maatschappij te begrijpen, zou men zich dus in de Bijbel moeten verdiepen. Dat is niet alleen vanuit een christelijk perspectief – naar eigen zeggen is Peterson niet gelovig – maar ook vanuit een antropologisch perspectief. 

Helaas is hetgeen waar Peterson in dit fragment voor pleit, in schril contrast met wat tegenwoordig de tendens van de maatschappij is. De noodzaak naar de Bijbel is er – bijna – niet meer. Als tiener keek ik er ook zo naar. Ik begreep niet waarom er waarde zou moeten worden gehecht aan een boek dat duizenden jaren oud is. Het leek mij niet van deze tijd.
Dat veranderde echter toen ik enkele jaren geleden mij wel ging verdiepen in de Bijbel. Daarvoor kom ik weer terug op de individuele invloed van verhalen. Ik ontdekte namelijk dat de Bijbel mij juist heel veel te bieden had, zelfs in de huidige tijd. Dat veranderde dus mijn blik op de Bijbel, maar nog meer mijzelf. Het veranderde mijn hele levenswijze. Dat gaat dus nog veel dieper dan dat Peterson aankaartte. 

Ik ben er zelf redelijk mee bekend hoe een verhaal een beetje inspiratie kan geven, of een totale verandering. Maar ook hier gold wat ik eerder aangaf: dat kon alleen doordat ik ervoor open stond. Ik was namelijk al heel lang bekend met wat er in de Bijbel staat. Het kon alleen pas effect hebben toen ik ervoor open stond. Ik hoop daarom dat deze tekst een uitnodiging is om open te – blijven – staan voor verhalen.
Ik had immers ook niet verwacht dat de Bijbel dat kon. Uiteraard valt er nog veel meer over de Bijbel te vertellen, en dat doe ik dan ook in andere verhalen. Om die te lezen, kan je onderaan een paar opties vinden die je daarnaartoe brengen. Zo hoop ik dat op mijn beurt, deze tekst en de anderen, van betekenis mogen zijn voor een ander.

Scroll naar boven